Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIAFontys Pedagogiek

Meenemen in beslissingen omtrent beste zorg


Tweezijdige communicatie is een voorwaarde om te komen tot gecoördineerde zorg op school en thuis. Zorgleerlingen krijgen de beste ondersteuning op school én thuis, wanneer leerkrachten ouders om input vragen, hen meenemen bij alle beslissingen omtrent de beste zorg voor hun kind, hen laten kiezen uit de ondersteuningsmogelijkheden die mogelijk zijn en met hen meedenken over hun taak thuis.


 Voorbeelden van gecoördineerde zorg op school en thuis kwamen in de ouderstudie vooral van ouders van stimuleringsscholen en scholen voor speciaal onderwijs.

  • Mijn dochter heeft het geluk dat ze een meester heeft gehad die haar leerde om haar mond open te doen en niet zo verlegen te zijn. En hij heeft ons ook geholpen met wat we thuis moesten oefenen. En toen ze niet meer bij hem in de klas zat, vroeg hij toch vaak hoe het ging” (moeder speciaal onderwijs).
  • “Eerst voelde ik me onzeker over het invullen van de papieren [om externe ondersteuning te krijgen]. Maar gelukkig is de juf een opgeleid voor dyslexie. En toen ging alles aan het rollen: de juf vergeleek drie soorten behandeling en legde ons uit wat de voor en tegens waren. Niet alleen voor mijn dochters dyslexie, ook voor haar verlegenheid. En toen konden mijn kind en ik kiezen waar we heen wilden (…). Ik mocht altijd alles vragen wat ik niet begreep en hoefde niet op mijn woorden te letten” (moeder stimuleringsschool).

Uit de ouderstudie kwam naar voren dat ouders met kinderen met een speciale onderwijsbehoefte het zeer waarderen als de school eerlijk aangeeft welke zorg zij al dan niet kan bieden. Ouders van reguliere basisscholen vinden het vervelend als ze elk schooljaar opnieuw het probleem van hun kind moeten uitleggen. Sommige leerkrachten wijzen ook op dit punt:

  • Als ouders een hulpvraag hebben, moet je dat meteen oppakken. Of zorgen dat je hen naar de juiste persoon of instantie door leidt. Wees eerlijk in wat wel en niet kan, of wat je nog moet uitzoeken” (leerkracht reguliere basisschool).

De ouders om input vragen, hen meenemen bij beslissingen en nagaan wat er op school en thuis aan gedaan kan worden, gaat als volgt:

  • “Bij een kind met moeilijk gedrag in de klas moet je ermee beginnen dat ouders als eerste zelf kunnen aangeven hoe zij het probleem aanpakken en wat zij ervan denken. En laat het kind ook zijn/ haar mening geven. Eigenlijk moet het kind altijd bij die gesprekken zitten” (leerkracht reguliere basisschool).
  • Ik zal altijd eerst bij een kind met een gedragsprobleem aan ouders vragen of zij dit thuis ook herkennen en hoe ze het thuis oplossen. Hier kun je als leerkracht ook handvaten uit halen. Mochten ouders er zelf ook tegenaan lopen, dan kun je als leerkracht juist dingen aangeven die op school gedaan worden waar de ouder wat aan heeft” (leerkracht reguliere basisschool).
  • Ik probeer bij een zorggesprek ouders echt mee te nemen, door mijn eigen voorstellen als leerkracht op papier te zetten en deze voorstellen met ouders te bespreken. Ouders kunnen dit dan mee naar huis nemen om op hun gemak te kijken wat hun inbreng hierin kan zijn. Na een à twee weken wordt een nieuwe afspraak gemaakt. Op dat moment kunnen de ideeën van ouders en leerkracht gecombineerd worden. Ouders moeten er namelijk ook thuis aan werken en wat ik als leerkracht bedenk werkt ook niet altijd thuis. Ik maak van deze gesprekken een verslag dat de ouders ook krijgen. Daarna zijn er twee weken om nog aanpassingen te maken, ook vanuit de ouders. Hierna staat het plan vast” (leerkracht reguliere basisschool).
  • “Er is bij mij in de klas een kind dat sociaal emotioneel niet zo sterk is en niet zo lekker in zijn vel zit. Wij proberen al jaren om hem daar iets extra's in te geven. Maar deze jongen vindt het absoluut niet fijn om een keer in de twee weken naar een begeleidster buiten de groep te gaan. Dat heeft hij nu al meerdere keren aangegeven. Maar wij vonden als school, en ouders vonden dat ook, dat hij moest leren open te staan voor andere dingen. Nu, een jaar later, vindt hij het nog steeds erg vervelend om daarheen te gaan. Zijn vader kwam aangeven dat zijn zoon echt niet wil en dat het zo ook geen zin heeft. En hoewel wij als school nog steeds het belang van de externe ondersteuning zien, hebben we gezegd: ‘oké als dit de keuze van uw zoon is en van u als ouder, dan gaan wij hierin mee. Dan stoppen wij deze begeleiding (…) Dan maken we deze gezamenlijke keuze met het oog op het welbevinden van uw zoon’. Dat is dan weliswaar een oplossing waar wij ons als school wat minder in kunnen vinden, maar die wel goed is, gezien de vraag van vader en de vraag van het kind” (leerkracht speciaal onderwijs).

Er kunnen ook gevoelige onderwerpen liggen. Als de leerkracht iets moet bespreken waar ouders zich niet van bewust zijn, of als leerkracht zich zorgen maken over situatie thuis:

  • “Als ik dingen aan wil kaarten zorg ik altijd dat ik het gesprek daar niet mee begin. Ik praat eerst over andere dingen en probeer een beetje aan te voelen in het gesprek ‘kan ik dat vandaag aankaarten; ja of nee’. En in de meeste gevallen kan ik inderdaad gaandeweg het gesprek zeggen ‘ik vind het toch nodig om eens bij u te peilen hoe u denkt over het gedrag van uw kind en hoe u ermee omgaat’” (leerkracht reguliere basisschool).
  •  “Ik vind geen enkel onderwerp gevoelig. Ik heb er geen moeite mee. Ik ben niet bang om dingen bespreekbaar te maken.  Soms moet je zeggen dat het kind niet goed functioneert of dat het niet goed lukt. Ik probeer het altijd positief te brengen,  en dan de problematiek bespreken als ‘wat kunnen we eraan doen’. […] Vroeger vond ik het lastig als ik bespreekbaar moest maken dat kinderen heel slecht verzorgd waren, of geen eten mee naar school kregen. Dat is vaak gevoelig, dat kan verkeerd vallen. Zeker als je dan ouders hebt die heel labiel zijn, die voelen zich gewoon aangevallen. Maar je leert in de loop der jaren hoe je zo’n gesprek aangaat” (leerkracht stimuleringsschool).

Het is goed om begrip ervoor te hebben als ouders blijven volhouden dat een probleem van een kind zich alleen op school voordoet.

  • “Sommige ouders willen het gedrag thuis verbloemen, of ze durven niet te zeggen hoe het thuis daadwerkelijk is. Als ik een helder beeld wil krijgen over hoe het thuis is, moet ik doorvragen. Eerst vertellen ze dan alles heel rooskleurig, maar op een gegeven moment komt toch de aap uit de mouw. ‘Nee, hij is alleen op school lastig, thuis nooit’. En dan zeg ik ‘Hoe gaat dat dan? U heeft nog meer kinderen thuis. Uw kind maakt hier altijd stampij als hij zijn zin niet krijgt’. ‘Nee, thuis helemaal geen last van’. Ik zeg, ‘stel, de jongste wil film kijken, hoe gaat dat dan?’ ‘Dan wordt hij meestal boos, want hij wil die tekenfilm niet zien en hij moet zijn zin krijgen’. Soms valt het kwartje, soms blijven ouders volhouden dat er niks aan de hand is. Ze zien het dan anders. Dat moet je respecteren” (leerkracht stimuleringsschool).